maandag 29 november 2010

Mijnbouw dreigt Amazonebronnen te vernielen

De lange versie van een artikel dat ik op 29/11/2010 voor De Morgen publiceerde. Lode.

Noord-Peruaanse Andes zit vol rijke ertsen, maar boeren willen niet wijken


In 2007 werd de Peruaanse mijnstad La Oroya opgenomen in de top-10 van meest vergiftigde oorden ter wereld. Het neemt niet weg dat de regering in Lima rotsvast in mijnbouw als ontwikkelingsmodel blijft geloven. Maar zo zien de bedreigde boeren uit ‘s lands nog gave noordelijke Andes het allesbehalve. ‘De nakende vernieling van het brongebied van de Amazone is niet alleen een ramp voor ons, maar voor de hele wereld.’
BRUSSEL. De mijnbouw veroorzaakt naast ecologische ook economische rampspoed, zo stelt de in Brussel gelanceerde Mining in Paradise-campagne. Op termijn zijn mijnvrije regio’s waar de natuur intact blijft, rendabeler.

Duurzaam verbouwde koffie die ook in België geconsumeerd wordt, cacao, rijst, mango’s, citrusvruchten of maïs: in het ecologisch relatief gevrijwaarde noorden van Peru groeit het allemaal, en wel dankzij de aanwezigheid van rijke watervoorraden. Die zijn niet alleen van de (smeltende) Andesgletsjers maar meer nog van nevelwouden en páramohoogvlakten afkomstig, ecosystemen die het klimatologisch vitale Amazonewoud voeden en dus de hele mensheid aanbelangen.

In het gebied, en zeker in de administratieve regio’s Piura en Cajamarca, liggen echter ook rijke ertslagen, vooral koper en polymetalen, waar hongerige mijngiganten uit Australië, Canada, Groot-Brittannië en in groeiende mate ook China hun oog op hebben laten vallen.
Voor Josefina Aponte Guerrero, die de rurale gemeenschap Segunda y Caja uit Piura vertegenwoordigt en deze week op een door het actieplatform Catapa opgezet symposium in Brussel getuigenis aflegde, is vooral het project Río Blanco Copper SA des duivels. “Río Blanco,” zegt Aponte Guerrero, “is de eerste grootschalige mijn die in onze streek dreigt te worden geopend. De exploitatie is nog niet begonnen, er is nog tijd om te voorkomen dat de bodem opengereten wordt, te vermijden dat ons zoetwater, dat zowel naar de Amazone als naar de Stille Oceaan afsijpelt, vergiftigd raakt. Helaas, ons in 2003 aangevatte verzet werd zowel door president Toledo als door diens opvolger Alan García als terrorisme bestempeld.”
Río Blanco, het vroegere Minera Majaz dat tot 2007 het Britse Monterrico Metals toebehoorde, werd in dat jaar aan de Chinese mijnreus Zijin verkocht, die in de Volksrepubliek zelf door ecologische en sociale schandalen in woelig vaarwater gekomen is. Hoewel Zijin daar nog niet de toestemming voor heeft, begonnen door privébewakers beschermde bedrijfsingenieurs intussen het terrein in te nemen, barakje hier, barakje daar. Sinistere voorbodes, vreest Aponte Guerrero, van het voldongen feit dat er zit aan te komen.

Dodelijk protest

In haar haast om 25 procent van het noordelijke territorium voor mijnexploitatie open te stellen, passeert de Peruaanse regering haar eigen wetgevend kader, zegt ook Ellar Calle Huamán, milieuvoorlichter in de provincie Jaén en oud-leider van de Rondas Campesinas (‘boerenwachten’ die illegale landinname door met de mijnbouw verbonden actoren tegengaan) in zijn district, Bellavista. “De Peruaanse ombudsman (‘Defensor del Pueblo’, een overheidsorgaan dat de burger voor misbruik door de eigen staat moet behoeden, ld) heeft Río Blanco vier jaar geleden al illegaal genoemd, omdat de prospectiewerken aangevangen waren vóór de bevolking over de zaak geraadpleegd was, wat nochtans grondwettelijk voorzien is.”
Helaas, zucht Calle Huamán, “het economische en politieke establishment slaagt er keer op keer in de wetten in het voordeel van de bedrijven te laten uitvallen. Ofschoon Peru Conventie 169 van de Internationale Arbeids Organisatie geratificeerd heeft (die de inspraak regelt van bedreigde oorspronkelijke bevolkingsgroepen, ld), laat de concrete invulling ervan nog altijd op zich wachten.”
Gevolg: op 16 september 2007 organiseerden de burgers van Pacaipampa, Ayabaca en Carmen de la Frontera dan maar zelf een referendum. In die dorpen stemde liefst 95 procent van de deelnemers de nieuwe mijnactiviteiten weg.
“En toch, in de ogen van zijn regeerders is en blijft Peru een mijnland. De idee is dat onze ontwikkeling staat of valt met de exploitatie van de ondergrond”, stelt economist en mijnspecialist José de Echave van CooperAcción. “De huidige commodity boom is goed voor projecten ter waarde van 60 miljard dollar. Peru praat de investeerders aan dat buurland Chili al heel erg aangeboord is terwijl de grondstoffen bij ons nog voor het grijpen liggen. De milieuschade wordt voorgesteld als een kost die we er maar moeten bijnemen. Er wordt zelfs volop gedaan alsof de extractie enkel in tweederangszones van lage sociaal-ecologische waarde plaatsvindt.”

Zwaveldioxidevervuiling

Dat het een strijd van lange adem is, maar dat door mijnbouw aangetaste ecosystemen onherroepelijk verloren zijn, zeggen de tegenstanders. Of Río Blanco kan worden tegengehouden, is nog de vraag. Maar als er moed gevat moet worden, dan kunnen de dossiers Tambo Grande en La Oroya misschien inspiratie bieden. Een Canadees mijnproject in het eerste stadje, ook in Noord-Peru, kon na lang protest afgewend worden in 2003. In de tweede stad, die het Blacksmith Institute enkele jaren geleden in de eerloze toptien van meest vergiftigde oorden ter wereld opnam, werd het Amerikaanse concern Doe Run gedwongen om de zwaveldioxidevervuiling door haar smelterij fors terug te schroeven. Inmiddels wil Doe Run zich van La Oroya ontdoen.
Maar wat met de arbeidsplaatsen en welvaart die de mijnbouw heet op te leveren? Het antwoord is niet helemaal eenduidig, maar mijnen als die van Yanacocha, de grootste goudmijn van Peru en Latijns-Amerika, hebben ondanks jarenlange activiteit geen noemenswaardig effect gesorteerde op de lokale ontwikkeling. De regio waar ze zich bevindt blijft de tweede armste van het land. Die en andere voorbeelden zetten de International Finance Corporation, deel van de Wereldbank, ertoe aan het programma ‘strengthening local benefits’ op te richten. Maar daar heeft boerenleidster Josefina geen boodschap aan: “Ik heb hun geld en dat van de mijnen niet nodig. Op lange termijn zijn onze boerderijen een beter idee en dat vinden ook de meeste burgers in mijn regio.”

Meer info: www.catapa.be In de hogeschool Sint-Lukas loopt nog tot 15 januari 2011 de expo Mining in Paradise met werk van docent fotografie Danny Veys, die de wonden in het Peruaanse Andeslandschap vastlegde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten