woensdag 23 november 2011

Ook Brazilië graaft in militair verleden

Langere versie van stuk in De Morgen (22/11/2011)

Als hekkensluiter in Zuid-Amerika wil nu ook Brazilië in het reine komen met de misdaden van de militaire dictatuur (1964-1985). President Dilma Rousseff, die destijds zelf gefolterd werd, heeft haar handtekening gezet onder de wet die een waarheidscommissie in het leven roept.  


Brazilië is een land vol paradoxen. Nergens in Zuid-Amerika heeft het politieke bestel zoveel slachtoffers van de militaire dictatuur in de rangen, maar terzelfder tijd maakten ze nergens minder haast met het uitklaren van dat grimmige verleden. Bijna drie decennia na het herstel van de democratie, in 1985, komt er nu alsnog vooruitgang in het dossier. Eind vorige week ondertekende Dilma Rousseff, een oud-guerrillera die in de vroege jaren zeventig zelf gemarteld werd, de eerder in het Congres al goedgekeurde wet die de oprichting van een waarheidscommissie voorziet.
De commissie zal zeven leden tellen die twee jaar tijd krijgen om moord, foltering en verdwijning te onderzoeken. Niet alleen de misdaden van het militair regime zullen de wijzen onder de loep nemen, evengoed de praktijken van guerrilleros en gewapende opposanten.
Dat laatste mag dan illustratief zijn voor een typisch Braziliaanse hang naar evenwicht en compromis (“orde en vooruitgang”, zoals het in de vlag staat), het is, voor alle duidelijkheid, ook een toegift aan het leger. Dilma’s voorganger bijvoorbeeld, de vanwege zijn kankerbehandeling zopas kaalgeschoren Lula da Silva, wilde destijds al voortmaken met waarheid en gerechtigheid, maar militaire weerstand fnuikte het plan.
Niet dat de generaals met een nieuwe putsch dreigden - zo’n avontuur zou in het hedendaagse Brazilië geen dag standhouden - maar ze vonden het maar stank voor dank dat de historische schuld voor het volle pond bij hen werd gelegd. De militairen waren het immers die, met hun amnestiewet uit 1979, de opposanten uit ballingschap lieten terugkeren met de waarborg dat ze niet langer vervolgd zouden worden. De legertop was het ook die, in een mix van bedoelde en niet bedoelde effecten, het pad effende voor het herstel van de democratie.

Slavernij

Richtte de amnestiewet zich aanvankelijk tot opposanten van het regime, dan raakte ze na de herdemocratisering ook op generaals en soldaten van toepassing. Ten onrechte, meent het Inter-Amerikaanse Hof van de Mensenrechten, terwijl het Hooggerechtshof in Brazilië zelf wel aan de tweerichtingsinterpretatie vasthoudt. Aansluitend op de polemiek zal de op te richten waarheidscommissie de juiste toedracht wel mogen achterhalen, maar zal ze daar, tot ongenoegen van Amnesty International en andere mensenrechtengroepen, geen strafrechtelijk gevolg aan mogen geven.
Brazilië graaft maar rijkelijk laat naar zijn militaire verleden, en de wijze waarop de archieven gesloten bleven herinnert velen aan wat er na 1888 gebeurde. Toen schafte Brazilië als hekkensluiter in de Nieuwe Wereld de slavernij af, maar werden in een ruk door ook heel wat gerelateerde administratieve documenten verbrand. Zodoende hoefde het land enerzijds zichzelf niet in de ogen kijken, maar konden anderzijds voormalige slavendrijvers de overheid niet dagen wegens economische verliezen.
Toegegeven, in de late twintigste eeuw kon Brazilië zijn potje-dicht-dekseltje-toe-principe ook om een andere reden lange tijd hanteren. In het reusachtige land verdwenen volgens de meeste schattingen “slechts” 400 opposanten. In de buurlanden was het wel even anders toegegaan: mensenrechtenverenigingen in Argentinië claimen om en bij de 30.000 doden en verdwenenen in de zeven jaar (1976-1983) dat de junta van generaal Videla de touwtjes in handen had. In de 17 jaar die Chili onder generaal Pinochet doorbracht (1973-1990), vielen zo’n drieduizend doden. Geen van beide regimes effende het pad voor de democratisering zoals de militairen in Brazilië dat vanaf de late jaren zeventig deden.

Ethanol

Bovendien heugen veel Brazilianen zich de late jaren zestig, het hoogtepunt van de repressie nochtans, als die van het economische mirakel: Brazilië haalde toen groeicijfers van elf procent op jaarbasis. Ook het ethanolprogramma ProÁlcool en het wereldberoemde agro-onderzoeksinstituut Embrapa dateren uit die tijd. Bij veel Brazilianen leeft de overtuiging dat de militairen mee aan de grondslag liggen van Braziliës huidige vaart, nu het een BRICS-land en groeimacht is.
 Hoe dan ook, de waarheidscommissie komt er en zal straks niet met lege handen aan de slag moeten. Met het oog op transparantie keurde het Congres in Brasília ook een wet goed die geheime archieven maximaal 25 jaar gesloten houdt. Documenten met betrekking tot mensenrechtenschendingen zullen meteen moeten worden vrijgegeven. Dat wil zeggen dat de publieke opinie over niet al te lange tijd zal weten wie wat op zijn kerfstok heeft. Schuldigen zullen misschien de cel niet in moeten, een rustige oude dag zal er niet in zitten.

zondag 6 november 2011

Exit Alfonso Cano


Colombiaans leger maakt Farcleider koud

In Colombia heeft het regeringsleger de marxistisch-leninistische Farc-guerrilla een nieuwe mokerslag toebededeeld. De nummer één van de rebellen, Alfonso Cano, kwam vrijdag om bij een confrontatie in het onherbergzame zuidwesten van het land. 'Cano liet de kans voorbijgaan om zich over te geven,' zei president Juan Manuel Santos op televisie.

DOOR LODE DELPUTTE                              

Op de foto die de strijdkrachten zaterdag vrijgaven, luttele uren na afloop van Operación Odiseo, had geen Colombiaan Cano (68) kunnen herkennen: opgejaagd wild als de Farcbaas geworden was had hij kennelijk verzaakt aan wat zijn meest iconische handelsmerk was, zijn dikke zwarte baard. Ook de monumentale bril waarachter hij zich sinds jaar en dag verschool, was verdwenen. Op het beeld oogde Cano, een schuilnaam voor Guillermo León Sáenz, als zoveel overhoop geschoten guerrillero's wier lijken tentoongespreid worden: een zielige brok mens.
Maar dat was de Farcbaas bij leven natuurlijk allerminst. Begin 2008 liet Cano, van oudsher de huisideoloog van de organisatie, nog 40 strijders uit de eigen rangen executeren nadat ze de interne discipline met voeten getreden hadden. In datzelfde jaar was Cano de aan kanker en/of hartkwalen overleden historische leider van de Farc opgevolgd, Manuel Marulanda, alias Tirofijo ('Altijd Raak').
Doordat het regeringsleger kort voor Marulanda's dood ook toenmalig nummer twee Raúl Reyes geëlimineerd had, het heerschap dat het dossier van de gekidnapte politica Ingrid Betancourt voor zijn rekening nam, was het de jongste jaren best wel eenzaam geworden, aan de Farctop. Zeker toen in september 2010 ook Mono Jojoy, een ander roemrucht kopstuk, er zijn hach bij ingeschoten had, stond Cano er behoorlijk alleen voor.
Nu ook hij dood is, een kerel om wie maar weinig Colombianen zullen rouwen, blijft de vraag wie hem opvolgt. Velen kijken naar Timoleón Jiménez, alias Timochenko, maar die houdt zich in het Venezuela van Hugo Chàvez op en zou maar weinig kennis hebben over de recente ontwikkelingen op het terrein.
Die zien er hoe dan ook niet goed uit. De Farc, de oudste en meest drieste guerrilla van de regio, hield onder Cano weliswaar goed stand tegen het permanente offensief van het regeringsleger, het blijft een feit dat de linkse rebellen nooit eerder in hun bijna vijftig jaar oude geschiedenis naar zulke onherbergzame gebieden als vandaag teruggedrongen werden. Terwijl de groepering tien jaar geleden nog 18.000 manschappen onder de wapens had, zijn dat er vandaag minder dan de helft daarvan.
De tweesporenstrategie van president Juan Manuel Santos en diens voorganger Álvaro Uribe heeft dan ook onmiskenbaar resultaat geoogst: enerzijds worden lagere echelons, de arme boerenjongens zeg maar die zich in ruil voor wat soldij lieten rekruteren, volop opgeroepen de wapens te laten vallen met de belofte van sociale herinschakeling; anderzijds achtervolgt Bogotá de kopstukken tot in hun diepste loopgraven. Operación Fenix (de dood van Reyes door een luchtaanval), Operación Jaque (de spectaculaire bevrijding van Ingrid Betancourt in juli 2008) of de kersverse Operación Odiseo, stuk voor stuk leveren ze het bewijs aan dat de Farc haar interne communicatie niet langer meester is en ontwricht raakt. Ook deze keer weer, schrijft de Colombiaanse krant El Tiempo, zijn het elementen binnen de Farc zelf die Cano aan de galg gepraat hebben. “Cano heeft de kans gemist om de wapens te laten vallen,” zei een opvallend ontriomfantelijke president Santos zaterdag in een televisietoespraak.
Zoals zoveel Farcbazen – maar niet de historische Marulanda, die van arme rurale komaf was – was Cano een telg uit de hoofdstedelijke middenklasse. Hij studeerde antropologie aan de universiteit en raakte daar via de studentenwerking met het communistische gedachtegoed vertrouwd, waarna hij uiteindelijk voor de gewapende strijd koos.
De hoofddoelstelling van de Farc blijft officieel het omverwerpen van wat ze als de “oligarchie in Bogotá” bestempelt. In werkelijkheid zijn er talloze aanwijzingen dat de Farc dik geld verdient aan – haar strijd ook financiert met – de drugshandel.
Een van de vragen luidt overigens wat haar relaties zijn met de zogenaamde Bacrim, de 'Bandas Criminales Emergentes' ('Opkomende misdaadbendes'). De Bacrim staan voor de jongste generatie ongeregeld dat Colombia teistert. Ofschoon het veiligheidsplaatje in het Andesland de jongste jaren behoorlijk is verbeterd – zoals de toevloed van buitenlandse toeristen bewijst - blijft het geweld er als een veelkoppig monster de kop opsteken. Ook vakbondsmensen en sociale activisten, vaak over een kam geschoren met guerrillero's, blijven in meerdere regio's een vogel voor de kat.