maandag 9 januari 2012

La Chispa

Recensie in het onvolprezen Lat-Amblad La Chispa:

http://www.lachispa.eu/recensies/boeken/braziliaanse-groei/

donderdag 29 december 2011

CFK



donderdag 1 december 2011

Geen land voor beginners


Recensie door Walter Lotens (Uitpers): 

Braziliaanse bloei

De Latijns-Amerika watchers in ons landje zijn schaars geworden. Lode Delputte is er een van. In 2009 pakte de buitenlandredacteur van De Morgen uit met ‘Cuba na Castro, een eiland in omwenteling’. Voorwaar geen makkelijke klus, maar de auteur maakte de beschrijving van het meest geïdeologiseerde eiland ter wereld tot een boeiend boek. Met ‘Braziliaanse bloei’ gaat hij een zo mogelijk nog grotere uitdaging aan, namelijk zinvol schrijven over een land dat bijna een continent is. Ook nu weer brengt hij het er goed van af.
 
DOOR Walter Lotens
 
Je moet het maar durven: schrijven over een land met een oppervlakte van 283 keer België en met een bevolking van bijna 200 miljoen. Tussen het hoogste noorden en het diepste zuiden van Brazilië bedraagt de afstand meer dan die tussen de Noordkaap en Casablanca. Daartussen ligt het federaal District en zesentwintig deelstaten. Too much for comfort. Een mensenleven zou niet volstaan om heel Brazilië te verkennen, bekent de Portugeessprekende auteur die in de afgelopen jaren gedurende korte periodes het land doorkruiste.
De verschijningsdatum van dit boek is goed getimed, want Europalia zorgt voor een opgemerkte aanwezigheid van Braziliaanse kunstenaars in musea en theaters. En dan is er Rio+20, de VN-Conferentie over Duurzame Ontwikkeling die de belangrijkste topbijeenkomst van 2012 zou moeten worden. In 2014 wenkt het WK voetbal en twee jaar later volgen de Olympische Spelen.
Bloei
De Latijns-Amerikaanse kolos - Brazilië gaat op termijn de vijfde grootste economie ter wereld worden en Frankrijk en Engeland voorbij steken - krijgt eindelijk de aandacht die het verdient. In 2010 groeide de economie met tien procent en voor 2011 wordt nog altijd tussen de 4,5 en de 5,5 procent voorspeld. Als het even meezit wordt Brazilië een der grootste producenten ter wereld van brandstof, want voor de kustlijn zijn immense voorraden gas- en olievoorraden gedetecteerd. De economische locomotief van Brazilië situeert zich tussen São Paulo en Rio, bijna goed voor vijftig miljoen inwoners. Delputte noemt de regio het boeiendste stadsgewest ter wereld, maar zeker niet het gemakkelijkste zoals hij in het mooie hoofdstuk drie ‘De favela’ beschrijft. Het gaat er hard aan toe hoog op de Providência-heuvel van Rio bijvoorbeeld. Hij vertelt over een vrouw die op de heuvel, vlak bij een oude steengroeve woonde. Ze had last van astma die van psychische aard was. Je zou voor minder: vanuit haar woning had zij jarenlang op executies uitgekeken. De trafikanten, maar ook de politie stelden hun slachtoffer steeds weer voor de keuze: ‘Of je springt zelf in het ravijn of ik geef je de kogel.’ Toch is er verbetering te bespeuren, dixit Delputte. Na een bloedige veldslag tussen traficantes en politie, waarbij meer dan vijftig vielen, loopt er nu een pacificatieproject van de vredespolitie.
De Braziliaanse middenklasse, voor het eerst in de geschiedenis goed voor meer dan de helft van de 191 miljoen burgers, slaat iPods, flatscreen-tv’s, computers en wasmachines in als nooit te voren. Terwijl de Verenigde Staten en de Europese Unie bloeden van de financiële crisis, sprak de afscheidnemende president Lula van een marolinha, ‘een golfje’. (p. 59)  Niet alleen onder Lula, maar ook onder zijn voorganger Cardoso is er een heel eind weg afgelegd, onder meer op het vlak van onderwijs. In 1995 zat vijftien procent van de kinderen niet in de schoolbanken. Onder Cardoso, in de jaren negentig, nam het aantal inschrijvingen aan secundaire scholen met vijfendertig procent toe. Tegen 2005, onder Lula, ging nog amper drie procent van de kleine kinderen niet naar school. Volgens de OESO zit Brazilië in de top vijf van landen die het grootste deel van hun bnp aan onderwijs besteden. Mooie cijfers, zegt Delputte, maar het huiswerk is niet af. Tien procent van de bevolking – algauw bijna twintig miljoen – blijft functioneel analfabeet. Ondanks de boomjaren blijft de kloof tussen rijk en arm zeer groot.
Volgens Lode Delputte die onlangs in de Antwerpse boekhandel De Groene Waterman in gesprek ging met Liesbeth Walckiers over zijn boek is Brazilië een kolos die traag, maar gestaag vooruitgaat. Anders dan verwacht wijt Delputte die Braziliaanse bloei niet alleen aan de dubbele regeringsperiode van Lula da Silva. Hij gaat veel verder terug in de tijd en verwijst naar de industrialiseringspogingen onder president Kubitschek in de jaren vijftig, tevens de man die de zeer merkwaardige hoofdstad Brasília liet bouwen in het centrum van het land. Delputte benadrukt ook dat er in Brazilië altijd een sterk geloof in de staat bestaan heeft. De argwaan ten aanzien van het hyperliberalisme kan misschien verklaren waarom de privatiseringsoperaties minder ver werden doorgevoerd dan in andere landen van Latijns-Amerika. Onder Lula die tijdens zijn regeringsperiodes zijn radicaal linkse achtergrond inruilde voor een pragmatische sociaaldemocratisch beleid, werden er heel wat sociale programma’s opgezet. Zijn doelstelling ‘honger: zero’ heeft hij niet gehaald maar toch bereikte hij met de ‘bolsa família’ op het einde van zijn mandaat elf miljoen Brazilianen die het tot dan toe met één dollar per dag of minder moesten stellen. Ondanks de vele gevallen van fraude binnen zijn eigen partij de Partido dos travalhadores (PT) en de vele ministers die met boter op het hoofd en geld in de pocket zijn moeten aftreden, bleef de integriteit van Lula overeind. Hij heeft het roer nu overgeven aan Dilma Rousseff, dochter van een Bulgaarse communist en guerrillera tijdens de militaire dictatuur. Zij wordt als een harde tante beschouwd. ‘Rousseff mist charisma, is pas in 2001 tot de partij toegetreden en heet onhandelbaar en bazig. Ze is een efficiënte manager, jawel, maar heeft nooit aan een verkiezing deelgenomen.’ (p. 46)

Ecologie en economie
In negen hoofdstukken schetst Delputte een goed beeld met al zijn eigenaardigheden van dat land dat ‘een wereldmacht aan het worden is’. In hoofdstuk vier ‘Woud tussen wet en werkelijkheid’ krijg je als lezer enig inzicht in de gespannen verhouding in het Amazonegebied tussen ecologie en economie. Zoals ook in Bolivia en Ecuador botst in Brazilië een economisch ontwikkelingsmodel, op westerse leest geschoeid, met de rechten van Moeder Aarde. In de groene Pantanal, in het zuiden van het land, komt Delputte een man tegen die branieachtig zegt: ‘Hoe minder groen hoe beter. Al dat wild komt anders te dichtbij en loopt toch maar onder je auto. Wordt de natuur dáár beter van?’ (p. 147) Dat is geen alleenstaande uitspraak. Er zijn vele Brazilianen die fel uithalen naar de ecologisten, die soms smalend ‘groene sjiieten’ worden genoemd. Vele Brazilianen liggen blijkbaar niet wakker van RIO+20. In de deelstaat Para wordt de bouw van de Belo Monte-dam zeer betwist, al jarenlang. De getroffen etnieën protesteren al jaren tegen de bouw ervan. ‘Maar,’ schrijft Delputte,’ net zomin als Lula is Dilma van plan de bouw te schrappen. Volgens de regering zal ’s wereld op twee na grootste waterkrachtcentrale 23 miljoen gezinnen van elektriciteit voorzien en moeten er in de buurt slechts 12.000 mensen opkrassen, van wie niet één inheemse. Critici betogen dat het kunstwerk alleen de lokale aluminiumindustrie te goede zal komen. Ze verwerpen de stelling dat hydro-elektriciteit een schone energievorm is en voorspellen dat de dam een zoveelste aanslag op het regenwoud wordt.’ De Kayapó dreigen het slachtoffer van de hele mega-onderneming te worden, maar …de inheemsen maken nog geen half procent van de bevolking uit. Er wordt wel veel lippendienst bewezen als het gaat over de rechten van de inheemse volken, maar in de praktijk gaat het er veel minder fraai aan toe.
Een land economisch rijker maken zonder het economisch of sociaal verarmen. Hoe doe je dat? Delputte: ‘En of je, zoals een boer me vroeg, ‘een omelet kunt bakken zonder eieren te breken’. Het is een dilemma waar niet alleen Brazilië maar de hele planeet mee zit.’ (p. 10)

God is Braziliaan

Een ander sterk hoofdstuk onder de titel ‘God is Braziliaan’ gaat over religie en bekeringsijver. Volgens een peiling uit 2010 noemt 61 procent van de Brazilianen zichzelf katholiek, terwijl 25 procent het protestantisme omarmt met als grootste beweging daarin het pentecostalisme. Delputte gaat op bezoek bij de succesvolle Universele Kerk van het Rijk Gods die met zijn 5000 gebedshuizen plaats biedt aan acht miljoen gelovigen. Ook politiek boert de bancada evángelica goed met 72 kamerleden en drie senatoren. De auteur beschrijft hoe de telegenieke pastor Adriano te werk gaat: ‘Op de tonen van Chariots of fire , tegen een achtergrond van blauwe, rode bloemen, een groene vallei, kristalheldere watervallen en een gulle zon sluit Adriano de ogen en heft de armen. ‘Ik vraag u, God de Vader, dit en alle glazen te zegenen. Genees ons van de drugs. Verlos ons van aids en het kwade.’ (p. 211)

Geen beginner

De vraag die Delputte doorheen het hele boek bezig houdt, luidt: ‘Wordt Brazilië een grootmacht?’ Zijn antwoord? ‘De toekomst zal uitwijzen hoe het Brazilië vergaat. Het land is niet alleen jong, het is ook solide en complex, pure materie die nog zoekt naar vorm, een reusachtig brok graniet waarin de sculptuur nog niet alle contouren bezit. Alleszins is Brazilië een uitdaging voor zichzelf en voor de wereld. Het is, zoals de vader van de bossanova Tom Jobin het zei, ‘geen land voor beginners’.
Lode Delputte is zeker geen beginner als het over Brazilië gaat. Zijn benadering is die van een liefhebber of eerder nog van een koele minnaar maar dan niet in een pejoratieve betekenis. Met zijn lange basketbalgestalte probeert hij een overzicht te krijgen van dat immens grote speelveld dat Brazilië is. Hij probeert de spelregels, ook de informele die in het Brasilia profunda gangbaar zijn, te achterhalen, maar koppelt er geen morele verontwaardiging aan vast. Hij probeert verschillende standpunten te begrijpen en weer te geven en daardoor houdt hij een zekere afstand, ook voor zichzelf waarschijnlijk. Het voordeel van deze benadering is  dat hij daardoor een groot aantal tegenstellingen waarvan het land bol staat, bloot kan leggen. Anders dan zijn voorgangers die Jan Van de Putte, Koos Coster, Dirk Vandersype of Jan Van Bilsen heetten en die hun verontwaardiging ongegeneerd in hun journalistieke bijdragen lieten doorsijpelen, laat Lode Delputte dat soort engagement achterwege. De weinige Latijns Amerika watchers van dit ogenblik waartoe hij behoort, laten meer hun twijfel dan wel hun woede spreken. Die twijfelende zoektocht is ook sterk aanwezig in het laatste boek van de Nederlander Edwin Koopman over Chávez en Venezuela.
Zonder het te willen allicht geeft Delputte door zijn benadering ook een vlijmscherpe kritiek op zijn eigen krant De Morgen waaruit het buitenland - en zeker dan Latijns-Amerika - bijna verdwenen is. Wat overblijft, is de vluchtigheid en oppervlakkigheid van de waan van de dag. Lode Delputte is zeker niet getrapt in de valkuil van de buitenlandjournalist waar Joris Luyendijck in zijn ‘Het zijn net mensen’ voor waarschuwt. Met dit werk heeft hij zich losgemaakt van de mondiale nieuwskaravaan, die zich bliksemsnel naar de brandhaarden in de wereld beweegt. Buitenlandjouralisten maken in no time het nieuws van de dag om zich de volgende dag alweer verder te haasten. Bij Delputte geen If it bleeds it leads en dan snel weer vergeten. ‘Braziliaanse bloei’ is het zeer gedegen en geduldige werk van een journalist, die er naar mijn gevoel uitstekend in geslaagd is voor een Nederlandstalig publiek de complexe en vaak contradictorische groeibewegingen van de kolos die Brazilië aan het worden is in beeld te brengen. Achter dit werk zitten vele reizen en een omgevallen boekenkast aan lectuur over Brazilië, maar die laatste is gelukkig niet in de tekst terecht gekomen. De zeer goede pen die Delputte heeft verbergt al dat gezwoeg en maakt ‘Braziliaanse bloei’ tot een boeiende leeservaring, want op reis gaan met Delputte is een buitenkansje. Niet te missen voor mensen die belangstelling hebben voor Brazilië. Ik hoop dat de mensen die de jaarlijkse Bob den Uyl prijs voor het beste Nederlandse reisboek uitreiken ‘Braziliaanse bloei’ niet vergeten te lezen.

Lode Delputte, Braziliaanse bloei, Hoe een land een wereldmacht wordt, De Bezige Bij, Antwerpen, 2011, 295 blz. ISBN 9789085422754

woensdag 23 november 2011

Ook Brazilië graaft in militair verleden

Langere versie van stuk in De Morgen (22/11/2011)

Als hekkensluiter in Zuid-Amerika wil nu ook Brazilië in het reine komen met de misdaden van de militaire dictatuur (1964-1985). President Dilma Rousseff, die destijds zelf gefolterd werd, heeft haar handtekening gezet onder de wet die een waarheidscommissie in het leven roept.  


Brazilië is een land vol paradoxen. Nergens in Zuid-Amerika heeft het politieke bestel zoveel slachtoffers van de militaire dictatuur in de rangen, maar terzelfder tijd maakten ze nergens minder haast met het uitklaren van dat grimmige verleden. Bijna drie decennia na het herstel van de democratie, in 1985, komt er nu alsnog vooruitgang in het dossier. Eind vorige week ondertekende Dilma Rousseff, een oud-guerrillera die in de vroege jaren zeventig zelf gemarteld werd, de eerder in het Congres al goedgekeurde wet die de oprichting van een waarheidscommissie voorziet.
De commissie zal zeven leden tellen die twee jaar tijd krijgen om moord, foltering en verdwijning te onderzoeken. Niet alleen de misdaden van het militair regime zullen de wijzen onder de loep nemen, evengoed de praktijken van guerrilleros en gewapende opposanten.
Dat laatste mag dan illustratief zijn voor een typisch Braziliaanse hang naar evenwicht en compromis (“orde en vooruitgang”, zoals het in de vlag staat), het is, voor alle duidelijkheid, ook een toegift aan het leger. Dilma’s voorganger bijvoorbeeld, de vanwege zijn kankerbehandeling zopas kaalgeschoren Lula da Silva, wilde destijds al voortmaken met waarheid en gerechtigheid, maar militaire weerstand fnuikte het plan.
Niet dat de generaals met een nieuwe putsch dreigden - zo’n avontuur zou in het hedendaagse Brazilië geen dag standhouden - maar ze vonden het maar stank voor dank dat de historische schuld voor het volle pond bij hen werd gelegd. De militairen waren het immers die, met hun amnestiewet uit 1979, de opposanten uit ballingschap lieten terugkeren met de waarborg dat ze niet langer vervolgd zouden worden. De legertop was het ook die, in een mix van bedoelde en niet bedoelde effecten, het pad effende voor het herstel van de democratie.

Slavernij

Richtte de amnestiewet zich aanvankelijk tot opposanten van het regime, dan raakte ze na de herdemocratisering ook op generaals en soldaten van toepassing. Ten onrechte, meent het Inter-Amerikaanse Hof van de Mensenrechten, terwijl het Hooggerechtshof in Brazilië zelf wel aan de tweerichtingsinterpretatie vasthoudt. Aansluitend op de polemiek zal de op te richten waarheidscommissie de juiste toedracht wel mogen achterhalen, maar zal ze daar, tot ongenoegen van Amnesty International en andere mensenrechtengroepen, geen strafrechtelijk gevolg aan mogen geven.
Brazilië graaft maar rijkelijk laat naar zijn militaire verleden, en de wijze waarop de archieven gesloten bleven herinnert velen aan wat er na 1888 gebeurde. Toen schafte Brazilië als hekkensluiter in de Nieuwe Wereld de slavernij af, maar werden in een ruk door ook heel wat gerelateerde administratieve documenten verbrand. Zodoende hoefde het land enerzijds zichzelf niet in de ogen kijken, maar konden anderzijds voormalige slavendrijvers de overheid niet dagen wegens economische verliezen.
Toegegeven, in de late twintigste eeuw kon Brazilië zijn potje-dicht-dekseltje-toe-principe ook om een andere reden lange tijd hanteren. In het reusachtige land verdwenen volgens de meeste schattingen “slechts” 400 opposanten. In de buurlanden was het wel even anders toegegaan: mensenrechtenverenigingen in Argentinië claimen om en bij de 30.000 doden en verdwenenen in de zeven jaar (1976-1983) dat de junta van generaal Videla de touwtjes in handen had. In de 17 jaar die Chili onder generaal Pinochet doorbracht (1973-1990), vielen zo’n drieduizend doden. Geen van beide regimes effende het pad voor de democratisering zoals de militairen in Brazilië dat vanaf de late jaren zeventig deden.

Ethanol

Bovendien heugen veel Brazilianen zich de late jaren zestig, het hoogtepunt van de repressie nochtans, als die van het economische mirakel: Brazilië haalde toen groeicijfers van elf procent op jaarbasis. Ook het ethanolprogramma ProÁlcool en het wereldberoemde agro-onderzoeksinstituut Embrapa dateren uit die tijd. Bij veel Brazilianen leeft de overtuiging dat de militairen mee aan de grondslag liggen van Braziliës huidige vaart, nu het een BRICS-land en groeimacht is.
 Hoe dan ook, de waarheidscommissie komt er en zal straks niet met lege handen aan de slag moeten. Met het oog op transparantie keurde het Congres in Brasília ook een wet goed die geheime archieven maximaal 25 jaar gesloten houdt. Documenten met betrekking tot mensenrechtenschendingen zullen meteen moeten worden vrijgegeven. Dat wil zeggen dat de publieke opinie over niet al te lange tijd zal weten wie wat op zijn kerfstok heeft. Schuldigen zullen misschien de cel niet in moeten, een rustige oude dag zal er niet in zitten.

zondag 6 november 2011

Exit Alfonso Cano


Colombiaans leger maakt Farcleider koud

In Colombia heeft het regeringsleger de marxistisch-leninistische Farc-guerrilla een nieuwe mokerslag toebededeeld. De nummer één van de rebellen, Alfonso Cano, kwam vrijdag om bij een confrontatie in het onherbergzame zuidwesten van het land. 'Cano liet de kans voorbijgaan om zich over te geven,' zei president Juan Manuel Santos op televisie.

DOOR LODE DELPUTTE                              

Op de foto die de strijdkrachten zaterdag vrijgaven, luttele uren na afloop van Operación Odiseo, had geen Colombiaan Cano (68) kunnen herkennen: opgejaagd wild als de Farcbaas geworden was had hij kennelijk verzaakt aan wat zijn meest iconische handelsmerk was, zijn dikke zwarte baard. Ook de monumentale bril waarachter hij zich sinds jaar en dag verschool, was verdwenen. Op het beeld oogde Cano, een schuilnaam voor Guillermo León Sáenz, als zoveel overhoop geschoten guerrillero's wier lijken tentoongespreid worden: een zielige brok mens.
Maar dat was de Farcbaas bij leven natuurlijk allerminst. Begin 2008 liet Cano, van oudsher de huisideoloog van de organisatie, nog 40 strijders uit de eigen rangen executeren nadat ze de interne discipline met voeten getreden hadden. In datzelfde jaar was Cano de aan kanker en/of hartkwalen overleden historische leider van de Farc opgevolgd, Manuel Marulanda, alias Tirofijo ('Altijd Raak').
Doordat het regeringsleger kort voor Marulanda's dood ook toenmalig nummer twee Raúl Reyes geëlimineerd had, het heerschap dat het dossier van de gekidnapte politica Ingrid Betancourt voor zijn rekening nam, was het de jongste jaren best wel eenzaam geworden, aan de Farctop. Zeker toen in september 2010 ook Mono Jojoy, een ander roemrucht kopstuk, er zijn hach bij ingeschoten had, stond Cano er behoorlijk alleen voor.
Nu ook hij dood is, een kerel om wie maar weinig Colombianen zullen rouwen, blijft de vraag wie hem opvolgt. Velen kijken naar Timoleón Jiménez, alias Timochenko, maar die houdt zich in het Venezuela van Hugo Chàvez op en zou maar weinig kennis hebben over de recente ontwikkelingen op het terrein.
Die zien er hoe dan ook niet goed uit. De Farc, de oudste en meest drieste guerrilla van de regio, hield onder Cano weliswaar goed stand tegen het permanente offensief van het regeringsleger, het blijft een feit dat de linkse rebellen nooit eerder in hun bijna vijftig jaar oude geschiedenis naar zulke onherbergzame gebieden als vandaag teruggedrongen werden. Terwijl de groepering tien jaar geleden nog 18.000 manschappen onder de wapens had, zijn dat er vandaag minder dan de helft daarvan.
De tweesporenstrategie van president Juan Manuel Santos en diens voorganger Álvaro Uribe heeft dan ook onmiskenbaar resultaat geoogst: enerzijds worden lagere echelons, de arme boerenjongens zeg maar die zich in ruil voor wat soldij lieten rekruteren, volop opgeroepen de wapens te laten vallen met de belofte van sociale herinschakeling; anderzijds achtervolgt Bogotá de kopstukken tot in hun diepste loopgraven. Operación Fenix (de dood van Reyes door een luchtaanval), Operación Jaque (de spectaculaire bevrijding van Ingrid Betancourt in juli 2008) of de kersverse Operación Odiseo, stuk voor stuk leveren ze het bewijs aan dat de Farc haar interne communicatie niet langer meester is en ontwricht raakt. Ook deze keer weer, schrijft de Colombiaanse krant El Tiempo, zijn het elementen binnen de Farc zelf die Cano aan de galg gepraat hebben. “Cano heeft de kans gemist om de wapens te laten vallen,” zei een opvallend ontriomfantelijke president Santos zaterdag in een televisietoespraak.
Zoals zoveel Farcbazen – maar niet de historische Marulanda, die van arme rurale komaf was – was Cano een telg uit de hoofdstedelijke middenklasse. Hij studeerde antropologie aan de universiteit en raakte daar via de studentenwerking met het communistische gedachtegoed vertrouwd, waarna hij uiteindelijk voor de gewapende strijd koos.
De hoofddoelstelling van de Farc blijft officieel het omverwerpen van wat ze als de “oligarchie in Bogotá” bestempelt. In werkelijkheid zijn er talloze aanwijzingen dat de Farc dik geld verdient aan – haar strijd ook financiert met – de drugshandel.
Een van de vragen luidt overigens wat haar relaties zijn met de zogenaamde Bacrim, de 'Bandas Criminales Emergentes' ('Opkomende misdaadbendes'). De Bacrim staan voor de jongste generatie ongeregeld dat Colombia teistert. Ofschoon het veiligheidsplaatje in het Andesland de jongste jaren behoorlijk is verbeterd – zoals de toevloed van buitenlandse toeristen bewijst - blijft het geweld er als een veelkoppig monster de kop opsteken. Ook vakbondsmensen en sociale activisten, vaak over een kam geschoren met guerrillero's, blijven in meerdere regio's een vogel voor de kat.